Populatiegrootte bepalen Vangen, merken en terugvangen
Van tevoren
- Lees het werkplan door.
- Maak een werkschema met tekeningen.
- Herleidt de onderzoeksvragen uit de methode.
In de les
- Voer het practicum uit in groepen van circa vier leerlingen.
Werkplan
Materiaal
- Enkele pakken erwten
- Dikke stift
- Acht bekerglazen
Methode
Doe in vier bekerglazen grote porties erwten (van ongeveer gelijke grootte) en doe in vier andere bekerglazen kleinere porties erwten (ook ongeveer even groot). Merk van twee grote porties (a en b) 40 erwten met stift, van de andere grotere portie (c en d) 10, van de twee kleine porties (e en f) 40 en van de andere kleine porties (g en h) 10. Doe de gemerkte exemplaren terug in hun populatie en schud ze er goed doorheen.
Doe nu uit elk bekerglas een aantal terugvangsten (elke terugvangst eerst weer terugdoen en de populatie goed schudden). Neem als steekproefgrootte bij de bekerglazen a, c, e en g 40 en bij de bekerglazen b, d, f en h 10. Bereken uit de gegevens de veronderstelde grootte van elke portie bonen en tel vervolgens het werkelijke aantal.

Verwerking
Zet alle gegevens overzichtelijk bij elkaar in een tabel. Trek hieruit conclusies over de invloed van het aantal exemplaren dat wordt gemerkt en van de grootte van de steekproef, bij een kleine en bij een grote populatie. Werk per groep het onderzoek uit in een practicumverslag.