De stroomsnelheid van water

Inleiding

In het stroomgebied van een grote rivier, zoals de Rijn, stroomt het water het snelst in de bovenloop. Nederland ligt in de benedenloop. Het water stroomt meestal langzaam. In de meren en plassen staat het zelfs stil. De stroming heeft invloed op de temperatuur en het zuurstofgehalte van het water en op het leven in en om het de rivier. Het water van een rivier of meer wordt aan de oppervlakte verwarmd door de zon. In stilstaand water vormt zich een warme bovenlaag. In stromend water gebeurt dit niet, omdat het water steeds in beweging is. Snelstromend water heeft vaak een hoog zuurstofgehalte. Dit wordt ook vergemakkelijkt doordat het voortdurend in beweging is en daarom veel contact heeft met de lucht. In een stromende beek zal de bodem uit grover materiaal bestaan dan de bodem van stilstaand water.



Doel

Met deze proef ga je de stroomsnelheid van het water bepalen.

Werkwijze

  • Zet met een meetlint evenwijdig aan het water een traject van 5 meter uit.
  • Eén persoon gaat met het blokje hout aan het begin van het traject staan.
  • Eén persoon gaat met de stopwatch aan het eind van het traject staan.
  • Eén persoon staat met een schepnet aan het eind van het traject klaar om het blokje hout uit het water te vissen.
  • De persoon met het blokje hout gooit het blokje in het midden van het water.
  • Noteer de tijd die het blokje hout er over doet om het traject af te leggen.
  • Vis het blokje hout weer uit het water.
  • Voer deze meting minimaal twee keer uit.

Resultaten

Wat is de gemiddelde stroomsnelheid in meter/seconde?

Conclusie en verdieping

  • Sommige larven gedijen alleen goed in stilstaand water. Wat is volgens jou de overlevingskans voor deze larven voor jouw onderzoeksgebied?
  • Kun je aan de hand van de waargenomen stroomsnelheid wat zeggen over de structuur van het bodemmateriaal in het water?
Deel deze pagina