Ethologisch onderzoek uitvoeren
Ethologie, ethogram & protocol
Ethologie houdt zich bezig met onderzoek van gedrag bij dieren. Dieren vertonen vele vormen van gedrag, zoals spelen, vechten, eten en lopen. Al deze vormen van gedrag noemen we gedragselementen. Met behulp van deze elementen kunnen we het complete gedrag heel nauwkeurig weergeven.
De etholoog maakt gebruik van gedragselementen om antwoord te geven op onderzoeksvragen als: vertonen jonge dieren actief gedrag vaker dan een volwassen dieren of vertonen mannetjes eetgedrag vaker dan vrouwtjes. Een etholoog doet op een vaste manier van gedragsonderzoek. Deze wordt hieronder beschreven.
I – Het beschrijven van gedragselementen in een ethogram
Als eerste wordt een ethogram gemaakt. In het ethogram worden alle gedragselementen van het te onderzoeken dier genoteerd in een tabel samen met een afkorting (handig voor stap 2 het protocolleren) en een omschrijving (om gedragselementen uit elkaar te kunnen houden). Hieronder is een voorbeeld van een (gedeeltelijke) ethogram te zien welke gebruik zou kunnen worden bij onderzoek bij mantelbavianen.
Gedragselement | Afkorting | Omschrijving |
---|---|---|
Lopen op vier poten | lo | Het dier beweegt zich voort, waarbij alle vier de poten de grond raken. |
Rennen | re | Het dier beweegt zich voort, waarbij het zo nu en dan geen poten aan de grond heeft. |
Lopen en eten | le | Het dier beweegt zich voort en brengt voedsel naar zijn bek of kauwt op het voedsel. |
Staan en bedelen | sb | Het dier staat stil, heeft alle poten op de grond en probeert voedel te krijgen van een soortgenoot. |
Staan en gevlooid worden | sv | Het dier staat stil en heeft alle poten op de grond, terwijl de haren door een soortgenoot nagekeken worden. |
II – Het maken van een protocol
De volgende stap is het maken van een protocol. Om de vijf seconden noteer je wat het dier doet. Houd de tijd bij, houd het dier in de gaten en bekijk welk gedragselement hij vertoont en noteer de afkorting van dit gedrag in onderstaand schema. Doe dit tien minuten lang (of als het nodig is langer). Een leeg protocolblad is hier te vinden.
III – Het uitwerken van de gegevens
Nu moet je je gegevens gaan uitwerken. Dit kun je op verschillende manieren doen. Als eerste kun je kijken welk gedrag het dier het meest heeft vertoond. Dit kun je bepalen door de frequenties van alle gedragselementen te berekenen. Hiervoor moet je de gegevens van de observatie(s) gebruiken. Bepaal het totaal aantal gedragselementen in je protocol(len). Tel nu hoe vaak je een bepaald gedragselement genoteerd hebt. Als je dit aantal deelt door het totaal aantal observaties, heb je de frequentie van een gedragselement berekend. Je kunt ook met behulp van percentages bepalen welk gedrag het dier het meest vertoond heeft. Hoe je jouw gegevens uitwerkt is natuurlijk afhankelijk van de onderzoeksvraag. De gegevens worden uitgewerkt in grafieken.