Home ► Biologie ► Lesmateriaal ► Spijsvertering bij dieren
Spijsvertering bij dieren
Inleiding
Deze opdracht toetst in hoeverre je in staat bent te kijken hoe verschillende diergroepen het voedsel verwerken en hoe het spijsverteringskanaal zich daar steeds beter bij heeft aangepast. Niet alleen zijn snavels en tanden aangepast aan het soort voedsel; het spijsverteringskanaal is dat ook.
Dierlijk voedsel is bijvoorbeeld veel makkelijker te verteren dan plantaardig voedsel, want de cellen van bladeren en zaden zijn voorzien van een stevige celwand van cellulose. Deze cellulose is moeilijk te verteren. Daarbij wordt de hulp ingeroepen van bacteriën. Bij planteneters kunnen deze in aparte gedeelten van het spijsverteringskanaal de cellulose afbreken, waarna het dier op zijn beurt de inhoud van de cellen kan verteren.
Werkwijze
-
Lees de onderstaande teksten zorgvuldig en zoek uit de figuren 1 t/m 7 van het invulformulier voor elke diergroep het erbij behorende spijsverteringskanaal.
-
Geef de juiste combinatie aan door op het invulformulier bij elk figuurnummer de diergroep in te vullen.
-
Benoem ook met behulp van de in de tekst vetgedrukte woorden de verschillende onderdelen bij de figuren.
|
|
|
Roofdieren hebben evenals roofvogels een betrekkelijk eenvoudig spijsverteringskanaal. Na de slokdarm komt een stevige maag, een kleine en weinig functionele blindedarm en een korte dunne darm.
|
Alleseters staan tussen roofdieren en planteneters in met een redelijk ontwikkelde maag, een kleine blindedarm en een middelmatige lange dunne darm. |
De knaagdieren en niet-herkauwende hoefdieren, bijvoorbeeld het paard, hebben als planteneters een extra grote blindedarm en een lange dunne darm. In de extra grote blindedarm kan het voedsel langdurig gisten om de celwanden te verteren met behulp van bacteriën. |
|
Links
-
Invulformulier spijsvertering bij verschillende diergroepen.